Binnenkijker 90, 2017

Wieringen

 

In de Binnenkijker kijken we binnen in het interieur van een stolp. Deze verschillen nog meer van elkaar dan de buitenkanten. Deze keer een bezoek aan een wel heel bijzondere variant binnen het stolptype, de ‘skuurskotboerderij’. Dit type komt uitsluitend voor op het voormalige eiland Wieringen.

 

Het is zomer en de lucht is overeenkomstig blauw en bezet met vrolijk voort zeilende, witte wolken. Door een glooiend landschap met rechte en soms slingerende, smalle wegen met namen als Varkensweg en Varkensdwarsweg gaat het rechts en meteen weer links door een groene tunnel van strak gesnoeide hagen die in beide wegbermen hoog opschieten. Halverwege zit een gat in de groene bladerwand met uitzicht op een licht oplopend weiland, erachter duikt een nog iets hoger gelegen beboomde oase op. Tussen kromme stammen staat een aantal zwarte schuren rond een donker, rieten puntdak. Het met rode pannen gedekte voorhuis steekt ertussen af als een helder vuurtorenlicht. Het geheel toont bonkig alsof het dagelijks weerstand moet bieden aan weer en wind, maar is tegelijkertijd een vriendelijke veste waar iemand zich geborgen weet en veilig. In de Efteling zou deze boerenbedoening absoluut het sprookjeskasteel zijn.

 

Familie Ruyter en Strand

Buiten torent het roetzwarte, twintig meter brede, houten schot hoog boven het maaiveld uit. Als een zwarte zwaan die zijn vleugels spreidt. Imposant en uniek. De horizontaal aangebrachte, getrapte weeg bestaat uit zeer brede delen waarvan de meeste nog zijn voorzien van een verweerde en zeer pukkelige koolteerlaag. De tussen- liggende darsdeuren en hooiluiken, uitgevoerd met verticaal aangebrachte geteerde planken, geven het schot een spannend patroon. In zwart dus, inktzwart. Zwartzwart, zou m’n vader gezegd hebben. Een stel kippen (Noord-Hollandse blauwen) scharrelen over het erf langs de zwart-witte smetrand. Eerst doen Sylvia Ruyter en Arjen Akse de buitenboel. Dat het eigenlijk om een Binnenkijker gaat helpt niet en doet er ook niet toe. Buiten is hier op Oosterklief feitelijk ook binnen, want alles hoort op het erf organisch bij elkaar. Binnen de windsingel van essen, ligt een hoogstamboomgaard, een voor- en achtererf en een schapenweitje. Het omliggende erf lijkt wel pokdalig en is de natuurlijke situatie van oudsher. Het voelt een beetje oerig. Onaangetaste cultuur en weldadige rust temidden van een ‘woestijn’ van maïsvelden en raaigrasweilanden. De bijgebouwen, een schapenboet (met vierkant) en een koeienstal, zijn oud en ook roetzwart, terwijl de ene gepotdekselde wanden en een rieten kap heeft, is de andere uitgevoerd met een getrapte weeg en een zadeldak met pannen. Om de hoek een pet (1 van de 5 welputten) naast een minischuurtje gekoppeld aan een plee. In het schuurtje een geheimzinnige gevelsteen. D’KNYNEBE.. staat er in vage letters en het tafereel bestaat uit drie konijnen op een soort van bult of berg. Herkomst onbekend (lezers?). Opmerkelijk is tenslotte dat de darsschoorsteen (op Wieringen altijd aan de buitenkant, zie ook pagina 11) niet in het midden maar op de hoek van de (voor)gevel is geplaatst. Ondertussen vertelt Sylvia over de familieverbanden en de eigendomssituatie die via haar moeder Jannie (in 1974 de laatste boerin met een gemengd bedrijf en 12 koeien) en opa Ruyter, via de familie Strand ten minste drie eeuwen terug gaat: “Daarom voel ik het bijna zelf, als we hier iets veranderen.”

 

Zomerstal in het achterhuus

Binnen dragen zes stoere vierkantstijlen zware dekbalken van een kleine 20 (!) meter lengte. Oosterklief 36 is groot in z’n klasse. Bij nadere inspectie is een van de andere dekbalken ooit scheepsmast geweest. De vloer bestaat uit aangestampte (kei)leem (voorheen bedekt met plavuizen). Vorm en indeling zijn karakteristiek voor Wieringen. Achter het hoge deel van het skuurskot liggen aan de wegkant wagenstik en hooiskuur zij aan zij met aan de ene kant het uutlid met plaats voor het jongvee en hier met zowel een wel- als een regenput. Aan de andere kant de koestal met plaats voor zes stuks melkvee met de koppen naar de hooiskuur en een grup in het achterhuus. Nu kraakhelder en in fleurige appelbloesemkleur ingericht als zomerstal met Keulse potten, delftsblauwe borden, een sierrand van rood-wit geschilderde baksteentjes, een bruinzeelkeukentje én een ingelijste foto van de laatste koe: Noortje. De stal is zo hoog dat de koeien op stal gingen met een strobaal als opstap. De heerd, de mooie kamer (“waar je als kind nooit mocht komen”) en de kaaskamer in het foorhuus zijn sinds 2009 tot een comfortabele woonruimte verbouwd. Op een nieuwe plaatfundering naar moderne normen geïsoleerd en met voldoende lichttoetreding. In de nieuwe woning overheersen, behalve rust, grijze tinten en groene accenten onder een licht balkenplafond. Twee smalle kasten zijn origineel in het interieur bewaard gebleven. Sylvia en Arjen zijn content en trots op hun rijksmonument dat in de huidige vorm van rond 1800 dateert en beheren object en plek als buitengewoon goede rentmeesters. “Geen rijkere plek dan Oosterklief 36”, zijn beiden stellig van mening. Ik geloof ze op hun woord.

 

WM

Binnenkijker 90, 2017